stokoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stok·oud
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zeer oud’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- intensief, samenstelling van stok en oud [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stokoud | stokouder | stokoudst |
verbogen | stokoude | stokoudere | stokoudste |
partitief | stokouds | - | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stokoud
- heel erg oud
- De stokoude man kon niet meer uit zijn stoel opstaan.
Opmerkingen
- "Stokoud" is een absoluut begrip, zodat trappen van vergelijking in de letterlijke betekenis niet mogelijk zijn. Het gaat daarbij dus altijd om de figuurlijke betekenis "heel oud", die door deze eigenlijk onmogelijke vorm extra nadruk krijgt.
Gangbaarheid
- Het woord stokoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stokoud" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "stokoud" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stokoud op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Intensief in het Nederlands
- Intensivering in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %