stofwolk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stof·wolk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stofwolk stofwolken
verkleinwoord stofwolkje stofwolkjes

Zelfstandig naamwoord

de stofwolkv / m

  1. een hoeveelheid opgejaagd stof
    • De snelle sportauto liet een grote stofwolk achter toen hij over de zandweg reed. 
     Ik blies mijn rook uit in de richting van het stofwolkje dat de taxi als herinnering had achtergelaten in de verte aan het einde van de oprijlaan, waar het bos begon.[1]
     Een jonge jongen in een Schotse rok kwam keihard in een stofwolk de berg af rennen en sprong onmiddellijk op Pogues rug.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 11
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be