stentor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sten·tor
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem van Oudgrieks Στέντωρ "Stentor" , een beroemde heraut uit de Ilias; in de betekenis van ‘iemand met een zware stem’ voor het eerst aangetroffen in 1808 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stentor | stentors |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de stentor m
- iemand met een zware stem
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord stentor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stentor" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stentor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "stentor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Eponiem in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 68 %
- Prevalentie Vlaanderen 44 %