stemming

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stemming stemmingen
verkleinwoord stemminkje stemminkjes

Zelfstandig naamwoord

de stemmingv

  1. een mentale of emotionele toestand
    • De stemming van de vergadering sloeg om na de beschuldiging van de voorzitter. 
    • Tijdens zijn volgende verlof was Cécile er dromerig en betoverd met het puntje van haar wijsvinger overheen gegaan, wat Alberts stemming er niet beter op had gemaakt. [1] 
     Of lag hij die ophitsende lectuur te lezen om in de stemming te komen voor zijn debuut als moordenaarsheld? Dat kon ook.[2]
  2. het proces van een verkiezing
    • Het was de uitkomst van een zenuwslopende stemming waarbij Laurence, de absolute topfavoriet van de bookmakers, bij de jury enigszins teleurstellend als derde eindigde met 231 punten. Zweden won bij de vakjury’s voor het verrassende Noord-Macedonië. [3] 
  3. (financieel) de heersende mening over de toestand van de markt
  4. (muziek) de hoogte van de standaardtoon en de onderlinge toonhoogteverhoudingen van een muziekinstrument of toonladder
    • Deze blokfluit is gemaakt in de gelijkzwevende stemming . 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  3. Tubantia Stefan Raatgever 19 mei. 2019 Duncan doet waar Nederland na 44 jaar naar smachtte
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be