stemmer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stemmer stemmers
verkleinwoord stemmertje stemmertjes

Zelfstandig naamwoord

de stemmerm

  1. (muziek) iemand die beroepshalve piano's, orgels enz. stemt
  2. (politiek) iemand die een stem uitbrengt of die gerechtigd is te stemmen, een kiezer
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Noors

Woordafbreking
  • stem·mer

Werkwoord

stemmer

  1. tegenwoordige tijd van stemme


Nynorsk

Woordafbreking
  • stem·mer

Werkwoord

stemmer

  1. tegenwoordige tijd van stemme