steigeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stei·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘op de achterbenen gaan staan (van paarden)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1839 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
steigeren
steigerde
gesteigerd
zwak -d volledig

Werkwoord

steigeren

  1. inergatief (paardrijden) (van paarden) op de achterbenen gaan staan
    • Haar paard steigerde plotseling en zij viel hard op de grond. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen