standaardiseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
standaardiseren
standaardiseerde
gestandaardiseerd
zwak -d volledig
Woordafbreking
  • stan·daar·di·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

standaardiseren

  1. overgankelijk alles onderwerpen aan een vooraf bepaalde standaard
    • Doordat zij de productie standaardiseerden wisten zij de kosten aanzienlijk terug te brengen. 
  2. overgankelijk (scheikunde) de concentratie van een oplossing nader nauwkeurig vaststellen door titratie tegen een standaard met een bekende concentratie
    • Een oplossing van natronloog kan gestandaardiseerd worden op kaliumwaterstofftalaat. 
  3. (medisch) tot een éénheid brengen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen