stamhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stam·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stam ww en huis [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stamhuis | stamhuizen |
verkleinwoord | stamhuisje | stamhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het stamhuis o
- (vorstelijk of adellijk) geslacht waaruit iemand stamt
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stamhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stamhuis" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be