stak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stak

Werkwoord

vervoeging van
steken

stak

  1. enkelvoud verleden tijd van steken
    • Ik stak. 
    • Jij stak. 
    • Hij, zij, het stak. 
     Zijn slangen eigenlijk nachtdieren? Af en toe stak ik mijn hoofd naar buiten, maar ik zag gelukkig niks.[1]
Anagrammen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • stak

Werkwoord

stak

  1. verleden tijd van stikke