stahlen

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˈʃtaːln̩ /, / ˈʃtaːlən /
Woordafbreking
  • stah·len

Werkwoord

stahlen

  1. eerste persoon meervoud aantonende wijs verleden tijd van stehlen
  2. derde persoon meervoud aantonende wijs verleden tijd van stehlen