stagflatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stag·fla·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoge inflatie en geringe economische groei’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
  • Portmanteau van stagnatie en inflatie.
enkelvoud meervoud
naamwoord stagflatie stagflaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stagflatiev

  1. (economie) situatie waarbij tegelijkertijd sprake is van economische stagnatie en van inflatie
    • Vanuit een hoogconjunctuur komt een economie terecht in een fase van stagflatie. 
Vertalingen

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen