sprookjesachtig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sprook·jes·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sprookjesachtig sprookjesachtiger sprookjesachtigst
verbogen sprookjesachtige sprookjesachtigere sprookjesachtigste
partitief sprookjesachtigs sprookjesachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

sprookjesachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van sprookjes, te mooi om waar te zijn
    • De bruidegom nam zijn bruid mee naar een sprookjesachtig hotel waar zij hun huwelijksreis vierden. 
    • ‘Wat denk je van… bijvoorbeeld een walvis? Wat als ik een verhaaltje vertelde over een zoogdier dat onder water leeft, in de zee, en dat dier gebruikt sonar en zingt liedjes en is zó groot; zijn hart is even groot als een auto, en je zou door zijn aderen kunnen zwemmen. Dat is net zo sprookjesachtig als elfjes, toch?’ [1] 
     Ik weet meer over het verleden van de prinses dan welke sterveling ook, en het ware verhaal is minder sprookjesachtig dan de troubadours ons willen doen geloven.[2]
Synoniemen


Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Psychologie Magazine 15 mei 2019 Roos Vonk Verwondering
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477