sponde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spon·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sponde sponden
verkleinwoord spondetje spondetjes

Zelfstandig naamwoord

de spondev / m

  1. bed
    • Toen zijn vrouw 's morgens wakker werd en haar man niet naast haar trof in de echtelijke sponde waarschuwde zij de politie. 

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen