spoelt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoelt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afspoelen

spoelt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspoelen
    • Jij spoelt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspoelen
    • Hij spoelt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afspoelen
    • Spoelt af! 


Gangbaarheid