spoel aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoel aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanspoelen

spoel aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspoelen
    • Ik spoel aan. 
  2. gebiedende wijs van aanspoelen
    • Spoel aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspoelen
    • Spoel je aan? 


Gangbaarheid