spioneren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spi·o·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spioneren
spioneerde
gespioneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

spioneren

  1. inergatief voor concurrentie of vijand geheime informatie trachten te verwerven
    • Er wordt zowel door regeringen als door bedrijven gespioneerd. 
    • Polen zet 45 Russische diplomaten uit die ervan worden verdacht te spioneren namens het Kremlin. [2] 
Synoniemen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen