spinnewiel

Uit WikiWoordenboek
spinnewiel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spin·ne·wiel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘toestel om wol te spinnen’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • samenstelling van  spin ww  en  wiel  met het invoegsel -e- 
enkelvoud meervoud
naamwoord spinnewiel spinnewielen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spinnewielo

  1. toestel om wol tot draden te spinnen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen