spijbelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spij·be·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘school verzuimen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1762 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spijbelen
spijbelde
gespijbeld
zwak -d volledig

Werkwoord

spijbelen

  1. inergatief ongeoorloofd uit school wegblijven
    • Er wordt veel gespijbeld. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen