sperperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sper·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sperperiode sperperioden
sperperiodes
verkleinwoord sperperiodetje sperperiodetjes

Zelfstandig naamwoord

de sperperiodev

  1. (België) tijdvak waarbinnen een bepaald verbod geldt
  2. (België) (handel) de periode voorafgaand aan de koopjesperiode waarin er geen reclame voor prijsverlagingen gemaakt mag worden voor kleding, lederwaren en schoenen
  3. (België) (politiek) de periode van drie maanden voorafgaand aan verkiezingen waarin er voor het bedrijven van politieke propaganda striktere regels gelden
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid