spelersgroep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·lers·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spelersgroep spelersgroepen
verkleinwoord spelersgroepje spelersgroepjes

Zelfstandig naamwoord

de spelersgroepv / m

  1. (sport) groep sporters die in dienst is van een club; groep spelers waaruit een team kan worden samengesteld
     "Op basis van wat ik weet, wat ik heb gezien en van wat ik heb gehoord, is het niet terecht dat hij nu weg is. De verbazing in de spelersgroep is ook groot. Iedereen heeft zoiets van: wat is dit allemaal? Het is ook raar. Dit heeft nog nooit iemand meegemaakt."[1]
     Met Makaay voorop heerste er binnen de spelersgroep van 2004 geen angst voor penalty's meer. Makaay miste in zijn carrière slechts één strafschop (in 2005 tegen Stuttgart) en had dus op het moment van dat toernooi nog nooit gemist van elf meter in een officiële wedstrijd.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Ooggetuige Van der Werff: 'Verbazing over ontslag Jans is groot'” (Woensdag 19 februari 2020, 19:15), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Oranje doorbreekt trauma: 'Door buitenwacht spanning gecreëerd om penalty's'” (Zondag 21 juni 2020, 07:55), NOS