sommer

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord sumar
Naar frequentie 2093
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sommer     sommeren     somre     somrene  
genitief   sommers     sommerens     somres     somrenes  

Zelfstandig naamwoord

sommer, g

  1. (meteorologie) zomer
  2. jaar (om levenstijd)
  3. hoogtijddagen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] i sommer
    in de zomertijd
    in de zomer van dit jaar
  • [1] i sommers
    vorige zomer

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord sumar
Naar frequentie 2581
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sommer     sommeren     sommere
somre
somrer  
  sommerne
somrene  
genitief   sommers     sommerens     sommeres
somres
somrers  
  sommernes
somrenes  

Zelfstandig naamwoord

sommer, m

  1. (meteorologie) zomer
  2. jaar (om levenstijd)
  3. hoogtijddagen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] i fjor sommer
    in de vorige zomer
  • [1] i sommer
    in de zomertijd
    in de zomer van dit jaar
  • [1] hele sommeren
    de hele zomer
  • [1] om sommeren
    's zomers
Opmerkingen