somberheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·ber·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord somberheid somberheden
verkleinwoord somberheidje somberheidjes

Zelfstandig naamwoord

somberheid v

  1. het somber zijn
    • De berigten vandaar werden hoe langer hoe verschrikkelijker; thans had ik op mijne beurt uren van somberheid en akelige droomen... [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen