soek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • soek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘bazaarstraat’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • Afkomstig van het Arabische سوق (suq)
enkelvoud meervoud
naamwoord soek soeks
verkleinwoord soekje soekjes

Zelfstandig naamwoord

de soekm

  1. overwelfde nauwe straat met bazaars en werkplaatsen in Noord-Afrika en de landen van het Midden-Oosten

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen