sociabel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- so·ci·a·bel
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sociabel | sociabeler | sociabelst |
verbogen | sociabele | sociabelere | sociabelste |
partitief | sociabels | sociabelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sociabel [1]
- gezellig, prettig in de omgang, een aangename indruk makend
- Heh ! die zee! — hoorde ik een welgekleeden badgast zuchtend zeggen, dien ik al meermalen aan het strand ontmoet had, waardoor wij allengs in gesprek waren gekomen; een van die gesprekken, die tot de opvoeding behooren en hem, die ze goed heeft leeren voeren, levenslang door de wereld kunnen helpen met den naam van een sociabel mensch, zonder dat de andere sociabele menschen bemerken of zoo iemand iets weet en iets beduidt.[2]
- Geen aanleiding, het is een menselijke kwestie. Dat is trouwens een van de redenen waarom Club al 6 of 7 jaar geen kampioen is. Ze zijn niet sociabel, ze vergeten de menselijke kant. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zegt dat hij een vriend is van Vincent Mannaert. Hij is kil. Ik heb de indruk dat hij niet gelukkig is. Terwijl ik me amuseer in het voetbal.’ [3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sociabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sociabel" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Vosmaer, Mr. C.Vogels van diverse Pluimage 1872 DBNL
- ↑ de Standaard 18 JULI 2015 Walter Wauters
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be