snoodheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snood·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoodheid snoodheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

snoodheid v [1]

  1. slechtheid, boosaardigheid
    • Ze is nog steeds één van de meest iconische filmschurken ooit: Maleficent, de boze fee die in de klassieker Doornroosje uit 1959 de titelprinses wilde doden. Maar ook achter snoodheid zit een verhaal. Hoe deze dame zo hardvochtig werd, wordt nu verteld in het nieuwe Disney-avontuur Maleficent. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen