snellen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snellen
snelde
gesneld
zwak -d volledig

Werkwoord

snellen [2]

  1. onovergankelijk zich snel voortbewegen, hardlopen, hollen, rennen
     Ze arriveerden in bussen, maakten foto’s, kochten ijsjes en snelden in hun witte shirts door naar een volgende attractie.[3]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. snellen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be