smoezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smoe·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
smoezen
smoesde
gesmoesd
zwak -d volledig

Werkwoord

smoezen

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) praten
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) gedempt praten
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) praatjes verkopen, een uitvlucht aanvoeren
Schrijfwijzen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de smoezenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord smoes
Schrijfwijzen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen