smakker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- smak·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van smakken met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smakker | smakkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de smakker m
- harde val
- De smakker die ze maakte op 7 augustus 2016 tijdens de olympische wegwedstrijd in Rio maakte zal Annemiek van Vleuten waarschijnlijk voor altijd achtervolgen. [3]
- Wie achter de schermen kan kijken weet dat de Italiaan bij de generale repetitie van zijn rola-rola act een lelijke en vooral pijnlijke smakker heeft gemaakt. [4]
- 'Na die val van dinsdag voelde Tom zich niet helemaal zeker over het werk dat hij moest doen. Tijdens de koers hebben we het plan daarom aangepast. Als je zo'n smakker maakt, zet dat toch heel je lijf op zijn kop. [5]
- een luidruchtige kus
- iemand die luidruchtig, smakkend eet
Synoniemen
Vertalingen
2. een luidruchtige kus
Gangbaarheid
- Het woord smakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smakker" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ smakker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 23-11-17 Martens, Schippers, Van Vleuten of toch iemand anders?
- ↑ Tubantia Roel Lutkenhaus 22-12-11 Veelzijdigheid artiesten verrast publiek
- ↑ Tubantia 11-07-13 Alcoholische versnaperingen wennen bij succesvol Argos
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be