sluitspier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sluit·spier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sluitspier sluitspieren
verkleinwoord sluitspiertje sluitspiertjes

Zelfstandig naamwoord

sluitspier v/m [1]

  1. (anatomie) rondlopende spier die een hol orgaan afsluit
    • Wat er precies is gebeurd tijdens de arrestatie van Théo L. donderdag in de Parijse voorstad Aulnay-sous-Bois is onduidelijk. Maar dat een simpele identiteitscontrole ernstig uit de hand is gelopen, staat vast. De 22-jarige jongen ligt in het ziekenhuis met zware verwondingen aan niet alleen zijn hoofd, maar ook aan zijn sluitspier en anaal kanaal. Drie agenten worden verdacht van opzettelijke geweldpleging en zijn voorlopig geschorst. Tegen een vierde agent loopt een onderzoek voor vermeende verkrachting. Hij zou zijn wapenstok bij de jongen hebben ingebracht. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Peter Vermaas 7 februari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be