sluiting
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van sluiten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sluiting | sluitingen |
verkleinwoord | sluitinkje | sluitinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de sluiting v
- het sluiten
- De gemeenteraad discussieerde over de sluiting van het zwembad.
- ▸ Aan de sluiting van verzorgingshuizen worden twaalf regels besteed, maar daarin wordt het verdwijnen van deze voorziening uitsluitend beschreven als een (kwantitatief) verlies van woonplekken. Terwijl de formule van deze woon-zorgvoorziening juist uniek was: geen scheiding van wonen en zorg, maar juist integratie daarvan.[1]
- middel om meerdere objecten, losse delen of uiteindes samen te sluiten
- Het kettinkje werd met een kleine sluiting vastgemaakt.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
2. middel om meerdere objecten, losse delen of uiteindes samen te voegen
Gangbaarheid
- Het woord sluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sluiting" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Noud Engelen“Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be