slipjas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

man gekleed met pandjesjas
Uitspraak
Woordafbreking
  • slip·jas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slipjas slipjassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de slipjasv / m

  1. (kleding) nette, zwarte jas voor mannen die puntige slippen heeft
    • Het begon met een simpele zwarte slipjas maar het is steeds uitbundiger geworden. Er moeten zoveel mogelijk details op. Franjes, glitters en veren.” [2] 
    • Hij was een bijzondere man, die Duncan. Een tijdgenoot typeerde hem als „een halve oude zeeman en een halve wandelende Jood; alleszins een wezen uit een andere leefwereld, met zijn lange baard en golvende slipjas, zijn opgeheven vinger en flonkerende ogen, zijn verouderd taalgebruik en bovenaardse denktrant.” [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen