skipa

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ski·pa
Naar frequentie 1024
Naar frequentie zeldzaam

Werkwoord

skipa

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skipe
Schrijfwijzen

har skipa

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skipe
Schrijfwijzen

skipa

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van skipe
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

skipa

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van skip
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ski·pa

Werkwoord

skipa

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast skipe, zie aldaar

skipa

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skipa

har skipa

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skipa

skipa

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van skipe

skipa

  1. gebiedende wijs van skipa
Schrijfwijzen

Werkwoord

skipa

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skipe

har skipa

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skipe

skipa

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van skipe

skipa

  1. gebiedende wijs van skipe
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

skipa

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van skip