skiër

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: skier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ski·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord skiër skiërs
verkleinwoord skiërtje skiërtjes

Zelfstandig naamwoord

de skiërm [1]

  1. een mannelijk iemand die aan skiën doet
    • Hij is ondertussen een beroemde skiër geworden. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen