sjoege

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sjoe·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘begrip, verstand’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • Herkomst: Jiddisj [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord sjoege -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sjoegem

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) kennis, begrip, benul, verstand
    • Daar heb ik echt geen sjoege van. 
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) reactie, antwoord
    • Ik heb het hem verteld, maar hij gaf geen enkele sjoege. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen sjoege geven
geen antwoord geven

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen