sinterklaas

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Sinterklaas


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sin·ter·klaas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sinterklaas sinterklazen
verkleinwoord sinterklaasje sinterklaasjes

Zelfstandig naamwoord

sinterklaas m

  1. (cultuur) iemand die de rol van Sint-Nicolaas speelt tijdens het sinterklaasfeest, of zo gekleed is
     Van de straat kwam eerst een wat afgetrapte sinterklaas, die al in méér cafés was geweest. Men keek niet op van zijn uit kleine beurs gefinancierde vermomming, die meer vindingrijk dan suggestief was.[2]
     De sinterklazen kwamen met z'n allen het podium op. Ze hielden de armen angstvallig in de soutanes verborgen.[3]
  2. (cultuur) viering van het sinterklaasfeest
    In deze betekenis wordt het woord als regel in het enkelvoud en zonder bepaald lidwoord gebruikt.
     Wedden dat ik met sinterklaas weer een paar wollen wanten van mijn moeder krijg?[4]
     Wanneer ze vlak voor sinterklaas het prentenboek van haar broer wil inpalmen, verschijnt plots de Sint met zijn zwarte knecht die zijn zak al open houdt. Treesje krijgt de schrik zo te pakken dat ze heilig belooft het nooit weer te doen.[5]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. sinterklaas op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 juli 2021 Weblink bron “Mag 't een ietsje meer zijn.”, 2de druk (1983), De Arbeiderspers, Amsterdam, p. 127
  3. Veerle Windels
    Christophe Coppens, ontwerper-kunstenaar in: Ons Erfdeel., jrg. 48 nr. 1 (februari 2005), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer, p. 121
  4. Bronlink geraadpleegd op 30 juli 2021 Weblink bron
    Kees van Kooten & Wim de Bie
    “Het groot bescheurboek. Een bloemlezing van de tussen 1973 en 1986 verschenen Bescheurkalenders.”, 1e druk (1986), De Harmonie, Amsterdam, ISBN 90 6169 296 2, p. 89
  5. Bronlink geraadpleegd op 30 juli 2021 Weblink bron “”, p. 327