sikkepit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klein beetje’ voor het eerst aangetroffen in 1709 [1]
  • komt van geitenkeutel
Woordafbreking
  • sik·ke·pit
enkelvoud meervoud
naamwoord sikkepit
verkleinwoord sikkepitje sikkepitjes

Zelfstandig naamwoord

de sikkepitv / m [2]

  1. alleen ontkennend: geen ~: niets, nog geen klein deel ervan
    • Ik geloof er geen sikkepit van. 
Ik geloof er helemaal niets van
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen