sikkeneurig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sik·ke·neu·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘narrig’ voor het eerst aangetroffen in 1870 [1]
  • afleiding met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sikkeneurig sikkeneuriger sikkeneurigst
verbogen sikkeneurige sikkeneurigere sikkeneurigste
partitief sikkeneurigs sikkeneurigers -

Bijvoeglijk naamwoord

sikkeneurig

  1. niet tevreden en daarom boos
    • De sikkeneurige student was helemaal niet tevreden met de 7 die hij kreeg voor zijn scriptie. 
Synoniemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen