sikkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sik·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Eerste datering 1240.[1] Middelnederlands sick(e)le, ontleend aan Latijn sīcīlis ‘sikkel’. Evenzo ontleend zijn Nederduits Sickel, Duits Sichel en Fries sytsel, sisel, sizel.[2]
  • [B] Middelnederlands cikle, cikel, ontleend aan Hebreeuws šeḳel, letterlijk ‘(bepaald) gewicht’, afgeleid uit šāḳal ‘wegenʼ.[3][4]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord sikkel sikkels
verkleinwoord sikkeltje sikkeltjes

Zelfstandig naamwoord

[A] de sikkelv / m

  1. (landbouw) (gereedschap) handzeis of snijmes met halvemaanvormig lemmet en korte steel [5]
  2. met de vorm van een sikkel bijvoorbeeld een maansikkel
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

2 enkelvoud meervoud
naamwoord sikkel sikkelen
sikkels
verkleinwoord sikkeltje sikkeltjes

Zelfstandig naamwoord

[B] de sikkelm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) gewichtsmaat, waarschijnlijk vaak ruim elf gram; een sjekel is een vijftigste mine en twintig gera (88×: Gen. 23:15 +, Ex. 21:32 +, Lev. 5:15 +, Num. 3:47 +, Num. 3:47 +, Num. 3:47 +, Joz. 7:21, 1 Sam. 9:8 +, 2 Sam. 14:26 +, 2 Kon. 7:1 +, Jer. 32:9, Ez. 4:10 +, Am. 8:5, Neh. 5:15 +, 1 Kron. 21:25, 2 Kron. 3:9)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) gewichtseenheid en munt in de tijd van Misjna en Talmoed [6]
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) munteenheid en muntstuk van de staat Israël-8 van 1948 tot 1985
  4. (Jiddisch-Hebreeuws) bekorting van: sjekel chadasj
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
  • Hebreeuws (transcriptieversie): sjekel
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen