sich aufbauscht
Duits
Woordafbreking
- sich auf·bauscht
Woordherkomst en -opbouw
- Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel auf-
Werkwoord
sich aufbauscht
- (wederkerend) tweede persoon meervoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van aufbauschen in een bijzin
Synoniemen
- (wederkerend) bauscht sich auf in een hoofdzin