schuf
Duits
Woordafbreking
- schuf
Werkwoord
schuf
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schaffen (verleden tijd van "schaffen" in de zin van "vormen"; werkwoordsvorm met accusatief)
schuf
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schaffen (verleden tijd van "schaffen" in de zin van "vormen"; werkwoordsvorm met accusatief)
Verwante begrippen
- schaffte (verleden tijd van "schaffen" in de zin van "werken", "nog bereiken"; werkwoordsvorm met accusatief)