schoten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scho·ten

Zelfstandig naamwoord

de schotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schot
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord schoot
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
schieten

schoten

  1. meervoud verleden tijd van schieten
    • Wij schoten. 
    • Jullie schoten. 
    • Zij schoten. 
     Waakzaam schoten mijn ogen alle kanten op, speurend naar verborgen slangen in het struikgewas.[1]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be