schoolgebouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- school·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van school en gebouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoolgebouw | schoolgebouwen |
verkleinwoord | schoolgebouwtje | schoolgebouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
het schoolgebouw o
- (onderwijs) gebouw waarin het onderwijs gegeven wordt
- ▸ Het schoolgebouw ligt op een oud expeditieknooppunt, naast het spoor vlak bij het centraal station.[1]
Gangbaarheid
- Het woord schoolgebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schoolgebouw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Brand bij hogeschool Avans in Den Bosch geblust, treinverkeer hervat” (Zondag 8 juli 2018, 15:06), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be