schoolgebouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • school·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoolgebouw schoolgebouwen
verkleinwoord schoolgebouwtje schoolgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

het schoolgebouwo

  1. (onderwijs) gebouw waarin het onderwijs gegeven wordt
     Het schoolgebouw ligt op een oud expeditieknooppunt, naast het spoor vlak bij het centraal station.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 oktober 2023 Weblink bron “Brand bij hogeschool Avans in Den Bosch geblust, treinverkeer hervat” (Zondag 8 juli 2018, 15:06), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be