schooldag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • school·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schooldag schooldagen
verkleinwoord schooldagje schooldagjes

Zelfstandig naamwoord

de schooldagm

  1. een dag in de week waarop men naar school gaat
  2. dag dat men naar school gaat
     Alles was nieuw voor me en ik nam het allemaal in me op als een kind op zijn eerste schooldag.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be