schilden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schil·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schillen |
schilden
- meervoud verleden tijd van schillen
- Wij schilden.
- Jullie schilden.
- Zij schilden.
- Wij schilden.
Zelfstandig naamwoord
de schilden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schild