schalmen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schal·men
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van schalm met het achtervoegsel -en

Werkwoord

schalmen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schalmen
schalmde
geschalmd
zwak -d volledig
  1. (scheepvaart) luiken van een schip overdekken [1]
  2. iets gladmaken met een scherp gereedschap [2]

Zelfstandig naamwoord

de schalmenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schalm

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen