schakelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schakelen
/'sxakələ(n)/
schakelde
/'sxakəldə/
geschakeld
/ge'sxakəld/
zwak -d volledig

Werkwoord

schakelen

  1. een verbinding tot stand brengen
    • Hij schakelde van het eerste naar het tweede net. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be