schaars

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaars
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weinig voorhanden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schaars schaarser schaarst
verbogen schaarse schaarsere schaarste
partitief schaars schaarsers -

Bijvoeglijk naamwoord

schaars

  1. weinig in aantal of hoeveelheid
    • Tot voor kort was de lepelaar een schaarse vogel in Nederland. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen