schaakstuk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schaakstuk (hulp, bestand)
- IPA: /ˈsxakstʌk/
Woordafbreking
- schaak·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schaak ww en stuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaakstuk | schaakstukken |
verkleinwoord | schaakstukje | schaakstukjes |
Zelfstandig naamwoord
het schaakstuk o
- een onderdeel van het schaken dat over het schaakbord bewogen wordt
- Een toren en een paard zijn belangrijke schaakstukken.
Vertalingen
1. een onderdeel van het schaken dat over het schaakbord bewogen wordt.
Gangbaarheid
- Het woord schaakstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaakstuk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bezieldheid: niet geanimeerd
- Metadomein: abstract
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %