sarcoom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sar·coom
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kwaadaardig gezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [1]
- afgeleid van het Griekse 'sarx' (vlees) met het achtervoegsel -oom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sarcoom | sarcomen |
verkleinwoord | sarcoompje | sarcoompjes |
Zelfstandig naamwoord
het sarcoom o
- (medisch): kwaadaardig gezwel uit bindweefselcellen
Hyponiemen
- angiosarcoom, Ewing-sarcoom, fibrosarcoom, Kaposisarcoom, liposarcoom, lymfosarcoom, melanosarcoom, myosarcoom, neurofibrosarcoom, osteosarcoom, Rous-sarcoom
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sarcoom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sarcoom" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "sarcoom" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be