samenbundelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·bun·de·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

samenbundelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samenbundelen
bundelde samen
samengebundeld
zwak -d volledig
  1. verschillende zaken tot één sterker geheel samenvoegen
     „Waar ze in sommige landen nog echt bezig zijn met de basisbehoeften, kijken we in Nederland al naar problemen in de toekomst. Onze kracht ligt in het samenbundelen van onze kijk op de wereld.’’[1]
     Tevens denkt de commissaris aan subsidies voor het aantrekken van toponderzoekers, het inhuren van adviseurs voor innovatie en het stichten van centra waar bedrijven hun onderzoek kunnen samenbundelen.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Overijssels debatkampioen uit Daarle: laat je stem horen” (22-10-2016), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “Kroes komt met regels staatssteun innovatie” (19 september 2005), Reformatorisch Dagblad